21-05-2009

Werkzaamheden in mei

Mei In de moestuin
Bron 'Van week tot week in eigen tuin' ; G.Kromdijk 1946/1972

Week1
Hier blijft in deze tijd van het jaar veel werk te verrichten, al was het alleen maar het schoonhouden van de tuin, waar we niet genoeg de aandacht op kunnen vestigen. Zelfs al staat er geen onkruid tussen de planten, dan is het toch nodig dat u er telkens weer tussen schoffelt. De kwestie is: de bovengrond moet los blijven, dan kunnen lucht en warmte beter toetreden, bovendien droogt de ondergrond ook niet zo spoedig uit.
Late aardappelen. Het mag misschien een beetje laat lijken voor het plan­ten van aardappelen, doch het kan in de eerste week van mei nog wel. Langer wachten mag echter niet. De late soorten worden meestal niet met spruiten gelegd.
Aardappelen harken. De vroege aardappelen komen al boven de grond, zodat schoffelen nu niet mogelijk is. Toch zullen we er iets aan moeten doen, anders kan het onkruid rustig zijn gang gaan. Bovendien moeten de harde kluiten fijn gemaakt worden, anders zit men er straks mee en zijn ze niet fijn te krijgen. We nemen daarom nu de hark, en harken de aardappelen gewoon over de kop heen. Indien u een eg kunt krijgen, is dat natuurlijk nog beter; daardoor komen wat men noemt de planten op rij te staan, het onkruid gaat weg en de kluiten worden fijn gemaakt.
Erwten en peulen opbinden. De erwten en peulen zullen nu zo ver zijn, dat ze nodig van steunsel voorzien moeten worden. Het erwterijs staat er wel bij, doch ze moeten bij het klimmen toch een weinig geholpen worden. Indien we de plantjes maar langs de stokken laten slingeren, zal later het gewas voor de grond slaan en plukt men er niets of weinig van. Indien u dus nog katoen­draad of touw heeft, dan moet er nu een draad langs gespannen worden. Daardoor krijgt het gewas meer steun. Verder in de zomer zal nogmaals een draad op grotere hoogte gespannen moeten worden.
Rabarber mesten. Vergeet niet de rabarber te mesten. Nu elke week stelen getrokken worden, moet ook voor het nodige voedsel gezorgd worden, willen de planten althans regelmatig doorgroeien. Indien u de goede soorten heeft, zullen zich geen bloemstengels vormen. Mochten deze zich toch voordoen, dan moet u ze zo spoedig mogelijk verwijderen. Als u veel last van bloem­stengels heeft, dan kunt u eens een ander soort aanplanten. De Paragon is heel goed, groeit behoorlijk en wat meer zegt: voor deze soort is niet zo veel suiker nodig.
Week2
Verschillende groenten kunnen nu nog gezaaid worden, vooral soorten, die al eerder gezaaid zijn. Zomerwortelen, winterwortelen, bieten voor de winter­provisie, sla enz., kunnen nog steeds in opvolging gezaaid worden. Vooral sla kan om de drie weken gezaaid worden, dan heeft u ze de gehele zomer vers. Reeds eerder uitgezaaide slaplantjes kunnen nu uitgeplant worden, er is allicht hier of daar wel weer een hoekje vrij gekomen. Indien daar al eerder een of ander gewas heeft gestaan, moet weer gespit worden en er moet ook weer een weinig kunstmest worden uitgestrooid.
Postelein zaaien. Postelein kan nu in de volle grond worden uitgezaaid. De grond moet goed fijn geharkt worden, zodat er geen kluitjes meer overblijven. Daar het zaad fijn is, valt het niet mee, dit gelijk over de te bezaaien opper­vlakte te verdelen. Daarom kunt u het beter met droog, wit zand mengen, dan is het gemakkelijker te verdelen. Daar het zaad zo uiterst fijn is, mag het niet met aarde bedekt worden; het is voldoende na het zaaien de aarde even met een plankje aan te drukken. Na het aandrukken moet dan gegoten worden, maar zó, dat het fijne zaad niet wegspoelen kan. Om het uitdrogen van de grond te voorkomen, worden er zakken over het gezaaide gelegd, die u regelmatig vochtig houdt. Indien het warm weer is, kan het zaad er binnen een week op staan. Dan moeten de zakken onmiddellijk verwijderd worden.
Tomaten uitplanten. Het zaaien van tomaten moet al vroeg in het voorjaar geschieden, hetgeen "op warmte" moet gebeuren. In de huiskamer valt dat niet mee. Er kunnen nu echter planten bij een kweker gekocht worden, die in de volle grond worden uitgeplant. U moet dan om volle grondsoorten vragen, want aan kastomaten heeft u in de tuin niets. Wil er buiten wat van de to­maten terechtkomen, dan dienen ze op een zonnige, beschutte plaats in de tuin te worden uitgeplant. De beste plaats is meestal tegen een zuidmuur of tegen een schutting op het zuiden. Tomaten komen op een onderlinge afstand van een halve meter te staan en verlangen een rijk bemeste grond. Dadelijk na het uitplanten worden er stokken bij de planten gezet, waaraan ze later gebonden kunnen worden.
Aardappelen schoffelen. Zodra de aardappelen eenmaal op de rij staan, moet er tussen de rijen geschoffeld worden. Dat moet zo voorzichtig mogelijk ge­schieden, opdat de planten niet weggeschoffeld worden. Het schoffelen doet u bij voorkeur bij mooi, zonnig weer. Later, in juni, zal er nogmaals geschoffeld moeten worden.
Week3
Bonen leggen. Bonen hadden ook wel in de tweede week van mei gelegd kunnen worden. Sommige mensen doen het nog wel eerder, maar indien u boontjes voor uzelf kweekt kan ik u dat vroege leggen toch niet aanbevelen. Het ligt er natuurlijk aan, hoe het weer is in de eerste weken van mei. Houd u het echter maar op de derde week van mei, dan is u nog vroeg genoeg, en­ heeft u allicht de warmte ook wat meer mee. In het begin van mei kan het vooral 's nachts nog koud zijn. Bonen hebben veel warmte nodig, ze moeten als ze gelegd zijn, direct tot ontkieming komen, want als ze een paar weken blijven liggen, zijn ze zeker ten gevolge van het vele water of van de kou verrot. Alle bonen kunnen nu gelegd worden, zowel stok‑ als stambonen. Amateurs kweken over het algemeen stambonen, omdat ze voor de teelt geen stokken nodig hebben. Wel is de teelt aan stokken lonender dan van de stam­soorten, doch daar staat tegenover dat de stamsoorten over het algemeen eerder geoogst, en ook weer later gelegd kunnen worden, dan de klimmende soorten.
Stambonen, zowel sla‑ als snijbonen, verlangen een behoorlijke afstand. U moet ze niet te dicht op elkaar planten, dan komt er niets van terecht. De rijen komen op een onderlinge afstand van veertig centimeter, terwijl de boontjes in de rij, op een onderlinge afstand van tien centimeter komen te liggen. Misschien heeft u het altijd anders gedaan en daarbij ook goede resul­taten gehad. Dat is mogelijk, het leggen van bonen wordt namelijk op ver­schillende manieren gedaan, terwijl de uitkomsten over het algemeen vrijwel gelijk zijn. Hoofdzaak is dat ze over voldoende ruimte beschikken. De diepte is afhankelijk van de te bezaaien grondsoort. Op natte gronden kunnen ze tot op een diepte van twee centimeter, op drogere gronden mogen ze wel tot vier centimeter diep gelegd worden. Indien de grond bij het uitzaaien droog is, moet met de handen de droge bovengrond opzij geschoven worden, waarna men de boontjes in de vochtige aarde legt. Tegelijk met het uitzaaien moet u een zogenaamd nestje maken. Dat is een ondiep kuiltje, waarin u wat over­gehouden boontjes legt. Indien er dan bonen wegblijven, kunnen die later vervangen worden door de boontjes die in dat nestje gelegd zijn. Bonen laten zich gelukkig goed verplanten, doch ze mogen niet te groot worden. Ze moeten bij het verplanten tot aan de hartbladeren in de grond gezet worden. Ver­planten moet u liefst bij regenachtig weer doen.
Op dezelfde manier kunnen ook droge bonen gelegd worden, zoals bruine, citroen‑ en kievitsboontjes.
Voor stokbonen kunnen verschillende soorten stokken gebruikt worden, zowel esse‑, wilge‑ als dennestokken zijn geschikt, terwijl de laatste jaren ook wel tonkinstokken worden gebruikt. Deze stokken worden op verschillende manieren geplaatst, hetgeen niet van zoveel belang is, de hoofdzaak is, dat ze voldoende ver van elkaar af en goed vast in de grond staan. Sommige mensen zetten ze aan hokken, anderen weer schuin tegenover elkaar, terwijl ze ook veel op rechte rijen worden gezet. Rechte rijen is gemakkelijk, maar dan dient u er wel om te denken, dat de stokken diep genoeg in de grond komen zodat ze in de loop van de zomer niet kunnen omwaaien, want dan zijn de rampen niet te overzien. Deze stokken komen in de rij op een onderlinge afstand van zestig centimeter, terwijl de rijen onderling ruim één meter uit elkaar komen. De stokken mogen wel een lengte van twee meter hebben, doch langer is niet nodig. Om elke stok worden van de snijbonen vijf boontjes gelegd, maar van de slabonen kunnen dit er wel zeven zijn. Ze worden in een boogje om de stokken heen gelegd, ongeveer tien centimeter van de stokken af. Tussen de stokken kunnen verschillende vroege groenten uitgeplant worden, zodat deze ruimte niet onbenut behoeft te blijven.
Week4
Al naar het weer is, zullen hier verschillende werkzaamheden verricht moeten worden, zoals het uitdunnen van diverse uitgezaaide gewassen. Zomerbieten zullen bijvoorbeeld uitgedund moeten worden. Toch is veel uitdunnen van deze zomerbieten niet nodig, vijf centimeter ruimte op de rij is wel voldoende. Zomerbieten kunnen vroeg geoogst worden, en als u er nu steeds de grootste uithaalt voor het gebruik, krijgen de andere vanzelf meer ruimte en kunnen ze daardoor weer uitgroeien.
Knolselderie planten. Knolselderie moet op warmte uitgezaaid worden; dat kunt u in de tuin niet doen. De planten kunnen nu bij een kweker gekocht worden. Zet ze in vijftien centimeter diepe geultjes, de geultjes veertig centi­meter van elkaar, terwijl de planten in de geultjes op een onderlinge afstand van twintig centimeter komen te staan. In de loop van de zomer moet meer­malen vloeimest gegeven worden.
Bleekselderie uitplanten. Bleekselderie kan nu ook uitgeplant worden, doch deze moet nog meer ruimte hebben. De geultjes komen op een onderlinge afstand van zeventig centimeter, terwijl de plantjes in de rij op een afstand van dertig centimeter komen te staan.
Artisjokken uitplanten. De in het voorjaar van de oude planten afgehaalde jonge scheuten zullen nu in de potten, in de broeibak wel wortels gevormd hebben, zodat ze in de volle grond uitgeplant kunnen worden.
Augurken zaaien. Indien geen planten van een kweker gekocht worden kunnen nu augurken worden uitgezaaid. Ze hebben nogal wat ruimte en daar moet u dus rekening mee houden. Neemt u een bed van één m breed. In het midden komt dan één rij, terwijl op een onderlinge afstand zestig centimeter telkens drie zaadjes in drie centimeter diepe putjes worden gelegd. Zodra de plantjes opkomen en ze haar hartbladeren gevormd heb] kunnen de twee overtollige plantjes, indien ze alle drie opgekomen zijn, gesneden worden. Op natte gronden hebben augurken veel last van ziek Daarom is het gewenst op natte gronden wat rijshout te leggen, de rail kunnen daar overheen kruipen, waardoor ze niet op de natte grond komen te liggen, en ook niet zo spoedig ziek worden.

Geen opmerkingen: